Andy Jansen
Andy was een bekend gezicht in de buurt. Al jaren. Op de golf van het bonte gezelschap van krakers in de jaren zeventig of tachtig in de buurt aangespoeld en blijven hangen. Hij was veel op straat, soms wel vier wandelstokken tegelijk, wild zwaaiend en gebarend en geregeld de hele buurt bij elkaar scheldend. Soms opvallend geschminkt, een beetje zoals Donald Trump later. Kortom: een man in de war. Maar niet dat dat een signaal was toen. Hij ging op in de veelkleurigheid van de buurt. In het begin van deze nieuwe eeuw raakte hij zijn huis kwijt doordat zijn dagritme volkomen verstoord was geraakt en hij flinke overlast veroorzaakte bij zijn nieuwe buren die wat minder tolerant waren dan hun voorgangers. Hij belandde als dakloze in een bos langs de Transformatorweg waar hij, slim als hij was, een caravannetje voor elkaar kreeg! Dat deelde hij met zijn maatje Ans. Op enig moment ontdekten ook andere daklozen de plek en was het er voor Andy en Ans niet meer veilig. In de tijd heb ik, als bestuurder van het stadsdeel, hem leren kennen. Ik bezocht hem in die caravan. Hij grinnikte daarna altijd als we elkaar zagen omdat we dezelfde achternaam deelden. Maar we grepen wel in. Via onze connecties als stadsdeelbestuur kregen we hem onder dak in een leegstaand pandje aan De Wittenkade. Onderdak was nu geregeld. Ook de uitkering werd op orde gebracht. En zo trad er voor hem, en Ans, een periode van rust in. Housing firstheet dat nu in jargon: zorg dat het meest basale geregeld is en dan komt het soms goed met mensen. Ook nu. Weliswaar meende de GGD dat dit proces niet gelopen was volgens de protocollen, want ‘er was geen behandelplan’. Een behandelplan voor iemand met niet-aangeboren hersenletsel – zo bleek namelijk – is ook onbegonnen werk: daar kun je niet van genezen. Ik herinner me nog een heel boos telefoontje van een ambtenaar die mij uitkafferde alsof ik een schooljongen was, maar men liet de zaak rusten. De wijkagent hield een oogje in het zeil. De rust deed Andy goed. Hij werd verzorgd. Op enig moment overleed Ans. Hij miste gezelschap en had een zwak voor zijn maatjes uit zijn daklozentijd die geregeld bij hem introkken – want warmte en eten in de koelkast – en soms de zaak op stelten zetten. Hij hield zelf ook wel van een verzetje en een relletje. Ging op zijn scootmobiel mee naar het Museumplein demonsteren tegen de coronamaatregelen. Belandde na afloop in een gracht. Kortom, hij was weer helemaal uit de rails gelopen. Toen de wijkzorg dreigde de zorg te staken – mede door de agressie van zijn tijdelijke huisgenoten – hebben we vanuit Kerk & Buurt het heft in handen genomen en alle betrokkenen rond tafel gezet met de vraag om het belang van Andy centraal te stellen. Voor de tweede keer in feite. Uiteraard is dat paternalistisch, daar was en ben ik mij terdege van bewust. Maar als iemand door een stoornis, zijn hersenletsel, de gevolgen van keuzes niet kan overzien, is het dan niet gerechtvaardigd? Het kostte enige overredingskracht, maar met gezamenlijke sturende kracht werd de rust hersteld. Hij ging zelfs met het busje naar de dagbesteding. En je kon met hem lachen. Want al was hij niet goed, hij was ook niet gek. Natuurlijk smeulde er altijd een vuurtje onder zijn gemoedelijkheid, de hang naar een wild leven. Dan kon hij ook erg onaardig zijn als hij besefte dat dat er niet meer in zat. En dat maakte het voor onze vrijwilligers van onze burenhulp weliswaar niet eenvoudig maar ook weer niet te zwaar boodschappen voor hem te doen. Begin van ’22 werd duidelijk dat het snel bergaf ging. Hij had diabetes, zijn organen begonnen te haperen. In de laatste weken is iedereen die bij hem betrokken was geraakt afscheid van hem komen nemen. Ook de hond, van zijn dakloze maatje die het huis was uitgezet, waar hij zo dol op was, heeft enkele uren rustig bij hem op bed gelegen. Een dag later overleed Andy. Voor we het beseften was hij begraven op Sint Barbara, op kosten van de gemeente. Een uitvaart vanuit de Nassaukerk bleek een gepasseerd station. We missen zijn opmerkelijke bijdrage aan de buurtsamenleving, en troosten ons met de gedachte dat hij op De Wittenkade nog een flink aantal goede jaren heeft mogen beleven.
Dick Jansen